Mozes nu was [16]honderd en twintig jaren oud, als hij stierf; [17]zijn oog was niet donker geworden, en zijn [18]kracht was niet [19]vergaan.
16. Hebreeuws, een zoon van honderd en twintig jaar.
17. Vergelijk Joz.14:10,11.
18. Dat is, frisheid, jeugdigheid. Hebreeuws eigenlijk, groente, groenigheid; een gelijkenis van groene kruiden, die vol sap en bloeiende zijn. Desniettegenstaande heeft God hem, nog fris en sterk zijnde, doen sterven.
19. Hebreeuws, weggevloden.